inv. nr. 137, verleibrief West-Barendrecht dd. 1 juli 1563
Phillips, bij der gratie Goodts Coninck van Castillien, van Leon, Arragon, Navarre, van beijde Cecille, van Maiorque, Sardaijnne, van den eijlanden van Indijen ende vaster airde, der zee, oceanne, Eertshartoge van Oostenrijck, Hartoge van Bourgonge, van Lotharingen, Brabandt, Limburch, Luxenburch, Gelre ende van Milaenne, Grave van Habsburch, van Vlainderen, Artoijs ende van Bourgonge, Palsgrave ende van Henegouwe, van Hollandt, Zeelandt, Namen ende van Zutphen, Prince van Zwaiven, Marckgrave des Heijlichs Rijcxs, Heere van Vrieslandt, van Salms, van Mechelen, van der stadt, steede ende lande van Uuijtrecht, Overijssel, Groningen ende Dominatoir in Azije ende Affrijcke, doen condt allen luijden, dat mits opdrachte ende quijdtscheldinge ons gedain voor seeckere leenmannen bij Vrouwe Petronella van Praet, Vrouwe ende douwagiere tot Battenbuch ende Steijn, mit hairen dair toe gecoeren ende gegeven momboir Jacob Colman, breeder blijckende bij der voorsz. leenmannen bezeegelde brieven gegeven in placcaert, mitsgaiders den zeegele van de voorsz. Vrouwe Petronella van Praet, in daite den XXIXe Junij lestleeden mit deesen in onse registre van Hollandt geregistreert, ende dat tot behouff van Joncker Kaerl van Bronchorst ende van Battenburch, hairen zoon, van d’ ambochtsheerlicheijt van Westbarendrecht mit renthen, thijenssen, groot thijenden ende smailthijenden, visscherien, vogelrien, anwassen ende in toecomenden tijden anwassen mogen mit alle andere toegeheringe, soe die voorsz. heerlicheijt van Westbarendrecht in natten ende droegen in onser Graeffelicheijt van Zuijdthollandt gelegen es, nijet dair van uuijtgescheijden. Soe est, dat wij de voorschreve opdrachde ende quijdtscheldinge believende ende dancklick nemende, behouden ons ende eenen ijcgelijks zijns rechts, verlijdt ende verleendt hebben, verlijen ende verleenen mit deesen onsen brieve Joncker Kaerl van Bronchorst ende van Battenburch voorsz.
Eerst d’ ambochtsheerlicheijt van Westbarendrecht mit alle dat die ambochtsheerlicheijt ancleven mach, alsoe wel binnen sdijcxs als buijten sdijcxs, streckende totten diepe toe, uuijtgenomen visscherie, vogelrie, staelen, veenen, ende vuijtgorssen, liggende buijten sdijcxs inden selve ambocht ende oick vuijtgenoemen alle de coorenthijende ende smailthijenden die hijer naemaels buijten sdijcxs coemen ende vallen sullen, als oik die nu binnen sdijcxs leggende zijn. Te houden van ons, onsen erven ende nacommelingen, Graven ofte Gravinnen van Hollandt, Joncker Kaerl van Bronchorst voorsz., zijnen erven ende nacommelingen, tot eenen onversterffelicken erffleene.
Item die smailthijende van Westbarendrecht die nu bedijckt ofte naemaels bedijckt sullen mogen worden, mit allen hueren toebehooren tot eenen onversterffelicken erffleene. Item noch die geheele coorenthijende, groot ende cleijn, die nu es oft naemaels tot eeniger tijt vallen oft comen mach, in den onbedijckte lande liggende, alsnu buijten sdijcxs totten diepe toe, mitsgaders alle actie, recht ende toesegge dat Jacob van Praet, zijne vrou moedere, die te houden plach, als nair inhouden der ouder brieven ende onse registren dair van weesende.
Ende voor de voorsz. Joncker Kaerl van Bronchorst heeft ons hulde, eedt ende manschap gedain Hermen van den Haegh, rentmeester tot Lanckrack, als dair special gemachticht
- 1 -
bij seeckere brieve van procuratie, gegeven in placcaert onder des voorsz. Kaerl van Bronchorsts zeegel ende hanteijcken in daite den eersten septembris anno XV c tweensestich lestleeden, mede mit deesen in onse registre van Hollandt geregistreert. Hijer waren bij, aen ende over als onse leenmannen van Hollandt, Willem van Berendrecht, Dirck Adriaens, Adriaen le Senx ende Pieter van der Houve Cornelisz. Des toirconde tzeegel van onsen Leenhove van Hollandt hijer an gehangen.
Gegeven den eersten Julij int jair ons Heeren duijsent vijffhondert drie ende tsestich.
corr. en typ 2008 JvV
- 2 -