inv. nr. 142, verleibrief West-Barendrecht dd. 23 februari 1698

De Staten van Holland ende West-Vriesland doen cond allen luijden, dat wij achtervolgende onse opene brieven van authorisatie in dato den 27sten Maert 1698, beneffens desen in onsen leenregistre geregistreert, behoudens ons ende eenen ijegelijcx recht, verlijdt ende verleendt hebben, verlijen ende verleenen bij desen onsen brieve Cornelis de Roovere, oudraed ende regerend burgemeester der stad Dordrecht, de naervolgende drie parceelen van leenen, te houden van ons bij den voorn. Cornelis de Roovere, sijnen erven ende nacomelingen tot sulcken recht ende leene, als hier naer bij ijder parceel verclaert staet, als eerst d’ ambaghtsheerlicheijt van Westbarendrecht, met den schoutambocht, met den nacoop, met dijckgraefschap ende voorts met allen sijnen toebehooren ende met al datter ambaghtsheerlicheijt aencleven magh, alsoo binnensdijcx als buijtensdijcx, streckende tot den diepe toe, uijtgenomen visscherijen, vogelrijen, stalen, veenen ende uijtgorssen, leggende buijtensdijcx in den selven ambaghte, ende oock uijtgenomen alle de corentiende en de smalthiende die hiernaemaels buijtensdijcx comen ende vallen sullen, als oock die nu binnensdijcks leggende sijn, tot eenen onversterffelijcken erfleene, ’t welck gedesigneert is met no. 1619. Noch de smalthiende van West-Barendrecht die nu bedijckt sijn ofte naemaels bedijckt sullen mogen worden met allen heuren toebehooren, mede tot eenen onversterffelijcken erfleene, ’t welck gedesigneert is met no. 1620.

Ende noch de geheele corentiende, groot ende cleijn, die nu is ofte naemaels tot eeniger tijt vallen ofte comen mach in de onbedijckte landen, leggende als nu buijtensdijcx tot den diepe toe, mitsgaders alle actie, recht ende toeseggen dat Jacob van Minnebeeck aen de voorss. thiende, groot ende cleijn, van de voorss. buijtendijckse landen in eeniger manieren hebben mocht, mede tot eenen onversterffelijcken erfleene, ’t welck gedesigneert is met no. 1621, als hem aengecomen bij doode ende overlijden van Johanna de Witt, die weduwe ende boedelhoutster was van Jacob van Beveren, in sijn leven Heere van Swijndrecht, ende de cavelingen tusschen de erfgenamen van Abraham van Beveren, in sijn leven Heere van Oost- ende West-Barendrecht, oud-burgemeester der stad Dordrecht ende nadere cavelinge tusschen de erffgenamen van Sophia van Beveren, Vrouwe van Hardincxvelt, die mede erffgenaem was van de voorn. Abraham van Beveren gemaeckt (waarvan extracten mede beneffens desen sijn geregistreert). Ende van de voorss. drie parceelen van leenen heeft ons den voorn. Cornelis de Roovere hulde, eed ende manschap gedaen als ‘t behoorde, in handen van onsen lieven ende getrouwen raedpensionaris ende bewaerder van onsen grooten segele d’ heer Anthonij Heinsius als stadhouder ende registermeester van onse leenen.

Daer bij, aen ende over waren als onse leenmannen, Johan Henrick Coccejus, onsen griffier van leenen, Mr. Cornelis Bosch, advocaet voor onse Hoven van Justitie, en Johan Buijs, clerck van onse leencamer.

t’ Oorconde desen onsen brieve besegelt met onsen grooten segele. Gedaen in den Hage den 23sten Februarij 1698.

 

A. Heinsius vt.

 

corr. en typ. 2008 JvV