inv. nr. 145, verleibrief West-Barendrecht dd. 20 oktober 1707
De Staeten van Holland ende Westvrieslandt, doen kond allen luijden dat wij behoudens ons ende eenen ijgelijcx recht, verlijd ende verleend hebben, verlijen en verlenen bij desen onsen brieve Sophia Dina de Rovere, oud 8 jaeren, wonende tot Leijden, de naarvolgende ......parcelen, van leenen, te houden van ons bij de voorn. Sophia Dina de Rovere, haeren erven ende nacomelingen tot sulken regt ende leene als hiernae bij ijder parceel verclaart staat; als eerst de ambagtsheerlijkheijd van West-Barendregt, met den schoutambacht, met den naecoop, met dijckgraaffschap, ende voorts met allen sijnen toebehoren ende met al datter ambagtsheerlijkheijd aancleven mag, alsoo binnensdijcks als buijtens dijcks, streckende tot den diepe toe, uijtgenomen visscherijen, vogelrijen, staelen, veenen ende uijtgorsen, leggende buijtens dijcks in den selven ambagte, ende ook uijtgenomen alle de coorn thienden, ende smal thiende die hier namaals buijtens dijcks comen ende vallen sullen, als ook die nu binnen dijcks leggende sijn, tot eenen onversterffelijken erffleene, ’t welk in onse leen registeren gedesigneert is met no. 1619. Nogh de smal thiende van West-Barendregt, die nu bedijckt sijn ofte namaals bedijckt sullen mogen worden, met allen heuren toebehoren, mede tot eenen onversterffelijken erffleene, ’t welk gedesigneert is met no. 1620.
Ende nogh de geheele coorn-thiende groot ende cleijn, die nu is ofte naemaals tot eenigen tijd vallen ofte comen mag in de onbedijckte landen leggende als nu buijtens dijcks tot den diepe toe, mitsgaders alle actie recht ende toeseggen dat Jacob van Minnebeek aan de voorsz. thiende groot ende cleijn van de voorsz. buijten dijckse landen, in eeniger manieren hebben mogt; mede tot eenen onversterffelijken erffleene, ’t welk gedesigneert is met no. 1621, als haar Sophia Dina de Rovere aangecomen ende bestorven bij dode ende overlijden van Mr. Cornelis de Rovere, in sijn leven heere van West-Barendregt etc., haar vader. Ende voor de voorn. Sophia Dina de Rovere heeft ons hier van hulde eed ende manschap gedaan als ’t behoorde Mr. Gerard Meerman, regerend burgermeester der stad Leijden, vermogens de procuratie op hem bij Dina Meerman als moeder ende voogdesse over de voorn. Sophia Dina de Rovere, den 8sten deser lopende maand voor den notaris Jacob Boekweijt ende seekere getuijgen tot Leijden gepasseert; beneffens desen in onse leen-registeren geregistreert, in handen van onsen lieven ende getrouwen raadpensionaris ende bewaarder van onsen grooten zegele de Heer Anthonij Heinsius als stathouder ende registermeester van onse leenen, behoudelijk ende wel verstaande dat de voorn. Sophia Dina de Rovere gehouden blijft aan ons binnen ’s jaars nadat sij tot haeren mondigen jaere ofte huwelijken staete sal gecomen sijn een ander vasal te presenteren, omme ons hiervan in haeren naeme hulde eed ende manschap te doen, ende indien middelerwijl de voorn. Mr. Gerard Meerman mogte comen afflijvig te werden, dat alsdan bij de voogden indertijd weder een ander persoon gestelt ende bij hem insgelijcx binnen ’s jaars den behoorlijken eed gedaan sal moeten werden. Daarbij aan ende over waren als onse leen-mannen Johan Hendrik Coccejus, onsen griffier van de leenen, Mr. Cornelis Bosch, advocaat voor onse respective Hoven van Justitie, ende Francois Laurentius ordinaris clercq in onse Finantie. ’t Oirconden desen onsen brieve bezegelt met grooten zegele. Gedaan in den Hage den twintigsten october seventienhonderd seven,
A. Heinsius vt.
corr. en typ. 2008 JvV