inv. nr. 150 , octrooibrief West-Barendrecht en Carnisse dd. 1 januari 1765

De Staten van den lande van Utrecht als exercerende de voogdije van sijne Hoogheijd den heere Prince van Orange en Nassau ten opzigte van ’t erfstadhouderschap, capitain en admiraalschap generaal deser provincie, mitsgaders als souverainen van den lande van Utrecht etc. doen kond allen luijden, dat wij behoudens ons ende een ijgelijk zijn goed recht, door onsen lieven ende getrouwen Jr. Jacob van Utenhove, Heere van Bottesteijn, compareerende wegens de heeren edelen ende ridderschappe ’t onser vergaderinge, stadhouder van de resp. leenen etc., ten versoeke van de heer Jan van Leijden, Heere van Westbarendregt en Carnisse, collonel van de Cavallerije en major van ’t Regiment Guardes te paard ten dienste deser lande, geoctroijeerd ende geconsenteerd hebben, octroijeeren ende consenteeren bij desen, dat hij van alle leengoederen, so Stichtsche, Gaasbeeksche, als die aan d’ Abdije van St. Pauls of het Burggraafschap van Montfoort behooren ende met welke hij alreeds beleend is of namaals nog beleend mogte worden, zal mogen disponeeren ende ordonneeren. Welke dipositie en ordonnantie bij hem gedaan ofte nog te doen, wij voor nu als dan, ende dan als nu, geconfirmeert ende geapprobeert, confirmeeren ende approbeeren deselve bij desen, mids dat die dispositie of ordonnantie niet zij tot behoef van eenige vijanden s’ lands van Utrecht ofte de partije van den vijand houdende.

Hier waren over ende aan, daar dit geschiede, Abraham du Pré, Mr. Gerard Munnix ende Etienne Augier, onse mannen van leen, ende meer goede luijden genoegh.

In oirconde des briefs, bezegelt met het zegel onses leenhofs van Utrecht.

Gegeven binnen de stad Utrecht op den 1e dagh der maand Januarij, in ’t jaar onses lieven Heere ende eenigen Zaligmakers Jesu Christi XVII c vijff en sestigh.

 

M. van Viecont

 

corr. en typ 2008 JvV