inv. nr. 152 , verleibrief West-Barendrecht dd. 30 januari 1783
De Staten van Holland ende Westvriesland, doen kond allen luijden, dat wij behoudens ons ende eenen ijgelijks recht, verleijd ende verleend hebben, verlijen en verleenen bij deesen onsen brieve Cornelis Pieter van Leijden, Heere van Warmond, Craijenisse, Oud en Nieuw Craijenspolder, raad in de vroedschap der stad Haarlem etc. etc. de naarvolgende vier perceelen van leenen, te houden van ons bij den voorn. Cornelis Pieter van Leijden, sijnen erven ende nakomelingen te zamen ende ijder in’t bijsonder tot eenen onversterffelijke erffleene,
als eerst, de ambachts-heerlijkheid van West-Barendregt met den schout-ambacht, met den nakoop, met dijkgraafschap ende voorts met allen zijnen toebehooren ende met al dat de ambagtsheerlijkheijd aankleeven mag, alzoo binnensdijks als buijten ’s dijks strekkende tot den diepe toe, uitgenomen visscherijen, vogelrijen, staelen, veenen ende uijtgorssen leggende buitendijks in denzelven ambagte, ende ook uijtgenomen alle de coornthienden ende smaltienden die hier namaals buiten ’s dijks komen ende vallen zullen, als ook die nu binnen’s dijks leggende zijn, ’t welk in onse leenregisteren gedesigneert is met no. 1619;
nogh de smaltiende van Westbarendregt, die nu bedijkt zijn ofte namaals bedijkt zullen mogen worden, met allen heuren toebehooren, ’t welk gedesigneert is met no. 1620;
nogh de geheele coorntienden groot en kleijn die nu is ofte namaals tot eeniger tijd vallen of komen mag, in de onbedijkte landen, leggende als nu buijten ’s dijks, tot den diepe toe, mitsgaders alle actie, regt ende toeseggen, dat Jacob van Minnebeek aan de voorsz. tienden groot en klein van de voorsz. buijtendijkse landen in eeniger maniere hebben mogt, ’t welk gedesigneert is met no 1621;
ende laatstelijk nogh de binnendijkse coorntiende alleenlijk van den ambachte van West-Barendrecht geleegen in den lande van ZuijdHolland genaamt Jacob Dammasz. ambacht, ’t welk gesigneert is met no. 261;
al naar inhouden der oude brieven ende onse leenregisteren daar van weesenden, welke voorsz. vier perceelen van leenen den voorsz. Cornelis Pieter van Leijden zijn aangekomen ende bestorven bij dode en makinge van Jan van Leijden in leeven Generael Major ten dienste deser landen, zijn broeder, volgens desselfs testamentaire dispositie den 26e Julij 1765 voor den notaris Johannes Sijthoff en seekere getuijgen alhier in den Hage gepasseert, uijt kragte van onsen octroije, den 3e Januarij 1765 aan hem verleend, (zijnde het voorsz. octroij met een extract uijt het voorsz. testament, beneffens dezen in onse leenregisteren geregistreert ). Ende voor den voorsz. Cornelis Pieter van Leijden, heeft ons hiervan hulde en manschap gedaan als ’t behoorde Adriaen Huijgens, premier clercq van onse secretarije ( vermogens de procuratie op hem bij den voorsz. Cornelis Pieter van Leijden, den 4en October 1782 voor den notaris Jean Francois Mirandolle binnen Breda gepasseert, mede in onse leenregisteren geregistreert ) in handen van onsen lieven ende getrouwen Raad Pensionaris ende bewaarder van onsen grooten zegele, de Heer Mr. Pieter van Bleiswijk, als stadhouder ende registermeester van onse leenen.
Daar bij aan ende over waren als onsen leenmannen Mr. Cornelis Michiel Ten Hove,
- 1 -
onse griffier van de leenen, Mr. Martinus Gousset, secretaris van onse houtvesterije ende Mr. Martinus van der Craght, advocaet fiscael van onse domeijnen. T’oirconden desen onsen brieve bezegelt met onzen groten zegele. Gedaan in den Hage den xxx ste Januarij XVII c drie en tagtigh.
P.V. Bleiswijk vt.
Bij de Staten van Holland ende G.M Ten Hove |
Het collateraal is betaalt als gebleeken is bij quitantie van G.D.Boer, secretaris van West barendregt den 2e December 1782 |
corr. en typ. 2008 JvV